Hoofdstuk 2: De hoeder van het mysterie van God

 

Toen Maria kort na de aankondiging naar heet huis van Zacharias ging om haar bloedverwante Elisabeth te bezoeken, hoorde zij juist op het moment van de begroeting de woorden die Elisabeth “vervuld met de heilige Geest” tot haar sprak (Luc. 1.41).  Naast de woorden die betrekking hadden op de groet van de engel bij de boodschap, zij Elisabeth: “Zalig zij die geloofd heeft dat tot vervulling zal komen wat haar vanwege de Heer gezegd is”(Luc. 1.45)

Deze woorden zijn de leidende gedachte geweest van de encycliek Redemptoris Mater, waarmee ik de leer van het tweede Vaticaans Concilie heb willen verdiepen, dat verklaart: “De heilige Maagd is op de pelgrimstocht van het geloof voortgegaan en heeft de vereniging met haar zoon standvastig volgehouden tot onder het kruis”: zij “gaat”allen “voor”die door het geloof Christus volgen.

Aan het begin van deze pelgrimstocht ontmoet het geloof van Maria van Jozef.  Elisabeth zei van de Moeder van de Verlosser: “Zalig zij die gelooft heeft”.

Deze zaligspreking kan men in zekere zin ook toepassen op Jozef, want hij antwoordde bevestigend op het woord van God, toen dit hem op dat beslissende ogenblik werd meegedeeld.  Weliswaar antwoordde Jozef niet op de boodschap van de engel zoals Maria, maar hij “deed zoals de engel hem bevolen had en nam zijn vrouw tot zich”.  Wat hij deed is zuivere “gehoorzaamheid van het geloof (Rom,1.4; 16.26; 2 Kor. 10.5-6).

Men kan zeggen dat wat Jozef deed hem op zeer bijzondere wijze verenigde met het geloof van Maria: wat zij reeds aangenomen had bij de aankondiging, aanvaarde hij als waarheid die van God kwam.  Het concilie leert: “Aan de openbarende God moet de mens ‘de gehoorzaamheid van het geloof‘ betonen, waardoor hij zich vrijelijk geheel aan God toevertrouwt door ‘volledige onderdanigheid van verstand en wil jegens de openbarende God’ te bewijzen en vrijwillig in te stemmen met de door God geschonken openbaring”.  Deze frase, die het wezen zelf van het geloof raakt, is volmaakt van toepassing op Jozef van Nazareth.

Hij werd dus een uitzonderlijke hoeder van het mysterie dat ,,van eeuwigheid verborgen was is God”  (Ef. 3,9), zoals Maria het werd op dat beslissende ogenblik dat de apostel ,,de volheid van de tijd” heeft genoemd, toen ,, God zijn Zoon gezonden heeft, gebo­ren uit een vrouw” om ,,hen die onder de wet stonden te bevrijden “, opdat zij “De rang van zonen zouden verkrijgen” (Gal. 4,4-5).

Het concilie leert: ,,Het heeft God in zijn goedheid en wijsheid behaagd zichzelf te openbaren en het geheim van zijn wilsbesluit bekend te maken (Ef 1,9), waardoor de mensen door Christus, het vlees geworden Woord, in de heilige Geest toegang hebben tot de Vader en deelgenoten worden gemaakt van de goddelijke na­tuur” (Ef. 2,18; 2 Petr. 1,4).

Samen met Maria is Jozef de eerste hoeder van dit goddelijk mysterie. Samen met Maria — en ook in betrekking tot Maria —neemt hij deel aan dit hoogtepunt van de zelfopenbaring van God in Christus en hij neemt eraan deel vanaf het eerste begin.

Als men de tekst van beide evangelisten Mattheüs en Lucas voor o­gen houdt, kan men ook zeggen dat Jozef als eerste deelneemt aan het geloof van de Moeder van God en zo zijn vrouw steunt in het geloof aan de goddelijke boodschap. Hij is ook als eerste door God op de weg van de pelgrimstocht van het geloof geplaatst, waarop Maria — vooral vanaf de tijd van Calvarie en Pinksteren — op vol­maakte wijze zou voorgaan.

Jozef zal zijn eigen weg, zijn eigen pelgrimstocht van het ge­loof, eerder afgelegd hebben dan Maria, namelijk voor dat Maria aan de voet van het kruis op Golgota staat en voor dat zij na de te­rugkeer van Christus naar de Vader in het cenakel van Pinksteren is, op de dag van de openbaring van de kerk, die geboren is uit kracht van de Geest der waarheid, aan de wereld.

Toch gaat de weg van het geloof van Jozef in dezelfde richting en blijft hij geheel bepaald door hetzelfde mysterie, waarvan hij sa­men met Maria de eerste hoeder was geworden. De menswording en de verlossing vormen een samenhangende en onverbrekelijke eenheid, waarin de ,, bedeling van de openbaring geschiedt door daden en woorden die innerlijk met elkaar verbonden zijn”.

Juist vanwege deze eenheid bepaalde paus Johannes XXIII, die een grote verering koesterde voor de heilige Jozef, dat in de Ro­meinse Canon van de H. Mis, de blijvende gedachtenis van de ver­lossing, zijn naam werd ingelast naast die van Maria en voor de namen van de apostelen, pausen en martelaren.

De Schrift weet dat Jezus niet uit het zaad van Jozef ontvangen is, want als deze ongerust is over de oorsprong van haar zwanger­schap, wordt hem gezegd: het komt van de heilige Geest. En toch wordt hem het vaderlijk gezag niet ontnomen, aangezien hem be­volen wordt de naam van het kind te geven. Tenslotte noemt de Maagd Maria zelf, die zeer wel wist dat ze Christus niet uit de hu­welijksgemeenschap met hem ontvangen had, hem toch ,, Vader van Christus”.

De zoon van Maria is ook zoon van Jozef krachtens de huwe­lijksband die hen verenigt: ,, Vanwege dat trouwe huwelijk verdie­nen beiden ouders van Christus genoemd te worden, niet alleen de moeder maar ook zijn vader, op dezelfde wijze waarop hij echtge­noot van de moeder van Christus was, beiden door de geest, niet door het vlees”.

In dat huwelijk ontbrak geen van de vereisten voor het vormen van een huwelijk: ,,In die ouders van Christus zijn alle waarden van het huwelijk verwezenlijkt: het kind, de trouw, het sacrament. Wij kennen het kind dat de Heer Jezus zelf is; de trouw want er is geen sprake van echtbreuk; het sacrament want er is geen sprake van echtscheiding”.

Als zij nagaan wat het wezen van het huwelijk is, dan leggen zo­wel sint Augustinus als sint Thomas van Aquino het steeds in de ondeelbare eenheid van geest in de eenheid van hart; in de eensge­zindheid, elementen die in dat huwelijk op voorbeeldige wijze verwezenlijkt zijn. Als God op het hoogtepunt van de heilsgeschie­denis zijn liefde voor de mensheid toont door de gave van het Woord, is het juist het huwelijk van Maria en Jozef dat in voile vrij­heid de zelfgave verwerkelijkt in het ontvangen en uitdrukken van die liefde.

,,In dit grote werk van de vernieuwing van alle dingen in Chris­tus wordt het huwelijk, dat ook gezuiverd en vernieuwd wordt, een sacrament van het Nieuwe Verbond. Op de drempel van het Nieuwe Testament staat een echtpaar, zoals reeds aan het begin van het Ou­de Testament. Maar terwijl het echtpaar van Adam en Eva bron was geweest van het kwaad dat de wereld heeft overstroomd, vormt dat van Jozef en Maria de top van waar af de heiligheid zich over de hele aarde verspreidt. De Heiland is het heilswerk begonnen met deze maagdelijke en heilige gemeenschap waarin Hij zijn almach­tige wil toont om het gezin, dit heiligdom van de liefde en deze wieg van het leven, te zuiveren en te heiligen”.

 

 

DE DIENST VAN HET VADERSCHAP.

 

Het huwelijk met Maria is de juridische basis van het vader­schap van Jozef, zoals af te leiden valt uit de teksten van bet evan­gelie. Het is om aan Jezus de vaderlijke bescherming te verzekeren dat God Jozef als man van Maria kiest. Hieruit volgt dat het vader­schap van Jozef — een relatie welke hem zo dicht mogelijk bij Christus plaatst, die het doel is van iedere uitverkiezing en voorbe­stemming (Rom. 8,28-29) — over het huwelijk met Maria loopt, over het gezin dus.

Ook al verklaren de evangelisten duidelijk dat Jezus ontvangen is van de heilige Geest en in dat huwelijk de maagdelijkheid be­waard is ( Mat. 1, 18-25; Luc. 1, 26-38), zij noemen Jozef toch de man van Maria en Maria de vrouw van Jozef ( Mat.

1,16.19.20.24).

Hoewel het voor de kerk belangrijk is de maagdelijke ontvange­nis van Jezus te belijden, is het voor haar niet minder belangrijk het huwelijk van Maria met Jozef te verdedigen, omdat het vaderschap van Jozef daar juridisch van afhangt. Daardoor begrijpt men waar­om de geslachten opgesomd zijn volgens de genealogie van Jo­zef.

Waarom”, vraagt de heilige Augustinus zich af, ,,moesten ze niet opgesomd worden via Jozef? Was Jozef soms niet de man van Ma­ria? (...)“. De schrift bevestigt door middel van het gezag van de engel dat hij de man was.

Wees niet bevreesd, zegt hij, Maria uw vrouw, tot u te nemen; het kind in haar schoot is van de heilige Geest. Hem wordt bevolen de naam aan het kind te geven, hoewel het niet uit zijn zaad wordt ge­boren. De engel zegt: Zij zal een zoon ter wereld brengen die gij Je­zus moet noemen.


Hoeveel lering vloeit daaruit nu voort voor het gezin. Aangezien het wezen en de taken van het gezin uiteindelijk bepaald worden door de liefde” en het gezin de zending ontvangt de liefde te be­waren, te openbaren en mede te delen, bij wijze van levende weer­kaatsing van en waarachtige deelnemen aan de liefde van God voor de mensheid en de liefde van Christus de Heer voor zijn bruid de kerk”, moeten alle christelijke gezinnen zich spiegelen aan de heilige Familie, aan deze oorspronkelijke huiskerk. Want volgens het geheimenisvolle plan van God heeft de Zoon van God lange jaren verborgen geleefd in dat gezin; het is dus het oorspron­kelijke model en het voorbeeld voor alle christelijke gezinnen”. 

De heilige Jozef is door God geroepen om direct de persoon en de zending van Jezus te dienen door middel van de uitoefening van zijn vaderschap: juist zo werkt hij in de volheid van de tijd mee aan het grote mysterie van de verlossing en is hij werkelijk dienaar van het heil.

Zijn vaderschap heeft zich concreet uitgedrukt doordat hij zijn leven tot een dienst gemaakt heeft, opgeofferd heeft aan het mysterie van de menswording en aan de heilszending die daarmee ver­bonden is; doordat hij het wettelijk gezag over de heiligefamilie, dat hem toekwam, heft gebruikt om er een totale gave van zichzelf van zijn leven, van zijn werk van te maken; doordat hij zijn mense­lijke roeping tot de huiselijke liefde omgevormd heeft tot het boven­menselijke offer van zichzelf van zijn hart en van al zijn vermogens in de liefde welke hij ten dienst gesteld heeft van de Messias, die in zijn huis is opgegroeid”.

De liturgie zegt dat aan de heilige Jozef de taak is gegeven om als getrouwe dienaar te waken over het begin van het heilswerk en preciseert ook dat hij de goede en trouwe knecht is aan wie God zijn gezin heeft toevertrouwd om als een vader zorg te dragen voor zijn eniggeboren zoon.

Leo XIII benadrukt de verhevenheid van deze zending: ,,Hij steekt boven allen uit in zijn verheven waardigheid, want door god­delijke beschikking was hij de hoeder en, zoals de mensen dachten, de vader van de Zoon van God. Daaruit volgde dat het Woord van God onderdanig was aan Jozef hem gehoorzaamde en hem de eer en de eerbied betuigde die kinderen aan hun vader verschuldigd zijn”.

Daar het ondenkbaar is dat aan een zo verheven taak niet de kwa­liteiten zouden beantwoorden die nodig zijn om hem op passende wijze te vervullen, moet men aannemen dat Jozef voor Jezus ,,door een bijzondere gave uit de hemel heel de natuurlijke liefde, heel de liefderijke zorg had die het hart van een vader kan kennen”.

God heeft met het vaderlijk gezag over Jezus ook de daarmee overeenstemmende liefde aan Jozef gegeven, die liefde welke zijn bron heeft in de Vader “naar wie alle vaderschap in de hemel en op aarde genoemd wordt” (Ef. 3,15). De vaderlijke taak van Jozef je­gens Jezus wordt in de evangelies duidelijk aangegeven. Het heil dat over de mensheid van Jezus loopt, wordt inderdaad gereali­seerd in de bezigheden die binnen het gewone dagelijkse gezinsle­ven vallen, en respecteert de tegemoetkomendheid die inherent is aan het bestel van de menswording.

De evangelisten zijn er wel op bedacht aan te tonen dat in het le­ven van Jezus niets is overgelaten aan het toeval, maar alles ge­schied is volgens een plan dat God vooraf vastgesteld heeft. De vaak herhaalde formule: ,,Aldus is geschied, opdat in vervulling zou gaan (...)“en de verwijzing naar een tekst van het Oude Testa­ment bij de beschreven gebeurtenis hebben de bedoeling de een­heid en de continuïteit te onderstrepen van het plan dat in Christus verwerkelijkt wordt.

Met de menswording worden de beloften en de voorafbeeldin­gen van het Oude Testament werkelijkheid: plaatsen, personen, ge­beurtenissen en gebruiken grijpen in elkaar volgens nauwkeurige goddelijke verordeningen, die overgebracht worden door middel van de dienst van engelen en ontvangen worden door schepselen die bijzonder gevoelig zijn voor de stem van God.

Maria is de nederige dienstmaagd des Heren, die van eeuwigheid voorbestemd is voor de taak Moeder van God te zijn; Jozef is dege­ne die God uitgekozen heeft om ,, de geboorte van de Heer te rege­len”, degene die de taak heeft te zorgen voor de ordelijke in­passing van de Zoon van God in de wereld, met eerbiediging van de goddelijke beschikkingen en de menselijke wetten. Heel het zoge­naamde private of verborgen leven van Jezus is toevertrouwd aan zijn hoede.

Toen Jozef, gehoor gevend aan de verordeningen van de wetti­ge overheid, naar Bethlehem ging voor de volkstelling, vervulde hij ten opzichte van het kind de belangrijke en veelbetekenende taak om de naam Jezus, zoon van Jozef van Nazareth ( Job. 1,45) offi­cieel op te doen nemen in het bevolkingsregister van het keizer­rijk.

Deze inschrijving toont publiekelijk aan dat Jezus tot het mense­lijke geslacht behoort, mens is onder de mensen, burger van deze wereld, onderworpen aan de burgerlijke wetten en instellingen, maar ook redder van de wereld.

Origines beschrijft goed de theologische betekenis die dit histo­rische feit heeft en die allesbehalve bijkomstig is: ,, Dat de eerste volkstelling van de hele aarde plaatsvond onder Keizer Augustus en onder alle mensen ook Jozef zich liet inschrijven samen met Maria, zijn bruid, die zwanger was, en dat Jezus ter wereld kwam voordat de telling plaats had, lijkt voor wie aandachtig kijkt een soort mysterie uit te drukken. Ook Christus moest opgenomen wor­den in de telling van de hele aarde opdat Hij met allen ingeschreven allen zou heiligen en met heel de aarde opgenomen in de volkstelling aan heel de aarde de gemeenschap met Hem zou aanbieden, zodat Hij na deze inschrijving alle mensen in het boek van de leven­den zou schrijven en allen die in Hem zouden geloven, in de hemel opgetekend zouden worden met de heiligen van Hem aan wie de heerlijkheid en de heerschappij is in de eeuwen der eeuwen. Amen”. 

 

DE GEBOORTE IN BETLEHEM.

 

Als hoeder van het mysterie ,,dat van eeuwigheid verborgen was in God” en zich ,,in de volheid van de ti]d” begint te openbare voor zijn ogen, is Jozef in de nacht van Bethlehem samen met Maria de bevoorrechte getuige van de komst in de wereld van de Zoon van God. Lucas schrijft: ,,Terwijl zij daar verbleven, brak het uur aan waarop zij moeder zou worden; zij bracht haar zoon ter wereld, haar eerstgeborene, wikkelde Hem in doeken en legde Hem neer in een kribbe, omdat er voor hen geen plaats was in de herberg” (Lu­cas 2,6-7).  Jozef was ooggetuige van deze geboorte, die plaats vond in men­selijk vernederende omstandigheden, een eerste teken van de ont­lediging (Fil. 2,5-8) waarin Christus vrijwillig toestemde voor de vergeving van de zonde. Hij was tevens getuige van de aanbid­ding van de herders, die op de plaats van de geboorte van Jezus ge­komen waren, nadat de engel hun grote vreugdevolle boodschap verkondigd had (Lucas 2,15-16); later was hij ook getuige van de huldebetuiging van de Wijzen, die uit het Oosten gekomen wa­ren (Mat. 2,11). 

 

DE BESNIJDENIS.

 

Daar de besnijdenis van de zoon de eerste godsdienstige plicht van de Vader is, oefent Jozef met deze rite ( Luc. 2,21) zijn recht en plicht uit ten opzichte van Jezus. Het beginsel dat alle riten van het Oude Testament schaduw zijn van de werkelijkheid ( Heb. 9, 9-10; 10,1), verklaart waarom Jezus ze aanvaardt. Zo­als de andere riten vindt ook de rite van de besnijdenis vervulling in Jezus. Het verbond van God met Abraham, waarvan de besnijdenis teken van was ( Gen. 17,13), bereikt in Jezus zijn volledige uit­werking en zijn volmaakte verwerkelijking, want Jezus is het ‘Ja’ op alle oude beloften ( 2 Kor. 1,20).

 

DE NAAMGEVING.

 

Bij gelegenheid van de besnijdenis geeft Jozef aan het kind de naam Jezus. Dit is de enige naam waarin men gered kan worden (Hand. 4,12). De betekenis ervan was aan Jozef geopenbaard op het moment van zijn aankondiging: ,, Gij moet Hem Jezus noe­men, want Hij zal zijn volk redden uit hun zonden” (Mat. 1, 2-1).

Door de naam te geven toont Jozef zijn eigen wettig vaderschap over Jezus en door de naam uit te spreken maakt hij diens zending als redder bekend.

 

DE OPDRACHT VAN JEZUS IN DE TEMPEL.

 

Deze rite, waarvan Lucas melding maakt (Luc. 2,22-24), sluit de vrijkoop van de eerstgeborene in en werpt licht op het latere achterblijven van de twaalfjarige Jezus in de tempel.  De vrijkoop van de eerstgeborenen is een andere vaderplicht die Jozef vervuld heeft. In de eerstgeborene was het verbondsvolk vertegenwoordigd, dat vrijgekocht was uit de slavernij om God toe te behoren. Gok in dit opzicht vervult Jezus, die de ware prijs is voorde vrijkoop (1 Kor. 6,20; 7,23; 1 Petr. 1,19) niet alleen de rite van het Oude Testament, maar overstijgt Hij deze tevens, daar Hij niet een subject is dat vrijgekocht moet worden maar de bewer­ker van de vrijkoop.

De evangelist merkt op dat ,, zijn vader en moeder verbaasd ston­den over wat van Hem gezegd werd” (Luc. 2,33) en vooral over wat Simeon zei die in zijn lofzang aan God Jezus aanduidde als ,, Het heil dat God bereid heeft voor alle volken” en als ,, een licht dat voor de heidenen straalt, een glorie voor zijn volk Israël” en verder ook als teken dat weersproken wordt” ( Luc. 2,30-34).

   

DE VLUCHT NAAR EGYPTE.

 

Na de opdracht in de tempel merkt de evangelist Lucas op: Toen zij alle voorschriften van de Wet des Heren vervuld hadden, keerden zij naar Galilea, naar hun stad Nazareth terug. Het kind groeide op en nam toe in krachten; het werd vervuld van wijsheid en de genade Gods rustte op Hem” (Luc. 2,39-40).

Maar volgens de tekst van Mattheüs moet men voor deze terug­keer naar Galilea een zeer belangrijke gebeurtenis plaatsen, waar­voor de goddelijke Voorzienigheid zich wederom tot Jozef wendt. Wij lezen: ,, Na bet vertrek van de Wijzen, verscheen een en gel van de Heer in een droom aan Jozef en sprak: ‘Sta op, neem bet Kind en zi]n moeder, vlucht naar Egypte en blijf daar tot ik u waarschuw, want Herodes komt het Kind zoeken om het te doden” (Mat.2,13).

Bij de komst van de Wijzen uit het oosten, had Herodes gehoord van de geboorte van de ,, koning der loden” (Mat. 2,2). En toen de Wijzen vertrokken waren, ,, zond hij zijn mannen uit en liet in Bethlehem en heel het gebied daarvan al de jongens vermoorden van twee jaar en jonger” (Mat. 2,16). Door zo alle te doden wilde hij die pas­geboren koning der Joden doden, van wie hij gehoord had tijdens het bezoek van de Wijzen aan zijn hof.  Na in een droom de waarschuwing vernomen te hebben stond Jo­zef op en ,, week in de nacht met het kind en zijn moeder naar Egyp­te uit. Daar bleef hij tot aan de dood van Herodes, opdat in vervul­ling zou gaan wat de Heer gesproken had door de profeet: Ik heb uw zoon geroepen uit Egypte” (Mat. 2,14-15;  Hos. 11,1).

Zo liep de weg van de terugkeer van Jezus uit Bethlehem naar Nazareth over Egypte. Zoals Israël de weg van de uittocht uit de slaver­nij was gegaan om het Oude Verbond aan te gaan, zo beschermt Jozef, de hoeder en medewerker van het door de goddelijke Voor­zienigheid bepaalde mysterie, ook in ballingschap Hem die het Nieuwe Verbond verwerkelijkt.

HET ACHTERBLIJVEN VAN JEZUS IN DE TEMPEL.

 

Vanaf het ogenblik van de aankondiging bevond Jozef zich samen met Maria in zekere zin binnen in het mysterie dat van eeu­wigheid verborgen was in Gods geest en het vlees aangenomen had: ,,Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond” (Joh. 1,14). Hij woonde te midden van de mensen en het milieu waarin Hij woonde was de H. Familie van Nazareth, een van de vele gezinnen van die stad in Galilea, een van de vele gezinnen in het Land Israël. Daarin groeide Jezus op, nam Hij toe in krachten, werd Hij vervuld van wijsheid en rustte Gods genade op Hem (Luc.2,40).

De evangelies vatten de lange periode van het verborgen leven, waarin Jezus zich voorbereidt op zijn Messiaanse zending, in enke­le woorden samen. Er is slechts een moment dat aan die verborgen­heid onttrokken is en dat beschreven wordt door het evangelie van Lucas: het paasfeest in Jeruzalem, toen Jezus twaalfjaar oud was.

Samen met Maria en Jozef nam Jezus aan dat feest deel als jonge pelgrim. ,, Maar na afloop van die dagen bleef het kind Jezus, ter­wijl zij terugkeerden, in Jeruzalem achter, zonder dat zijn ouders het wisten” (Luc. 2,43). Na een dag bemerkten zij het en begonnen ze te zoeken ,, onderfamilieleden en bekenden ,, Pas na drie da­gen vonden zij Hem in de tempel, waar Hij te midden van de leraren zat, naar wie Hij luisterde en aan wie Hij vragen stelde. Allen die Hem hoorden, waren verbaasd over zijn begrip en zijn antwoor­den” (Luc. 2,46-47). 

Maria vraagt: ,,Kind, waarom hebt ge ons dit aangedaan? Denk toch eens met wat een pi]n uw vader en ik naar u hebben gezocht” (Luc. 2,48). Het antwoord van Jezus was dusdanig dat de twee niet begrepen ,, wat Hij daarmee bedoelde ~‘. Hij zei: ,, Wat hebt ge toch naar Mij gezocht? Wist ge dan niet, dat 1k in het huis van mijn Vader moest zijn?” (Luc. 2,49-50).

Jozef van wie Maria zojuist gezegd had ,, uw vader”, hoorde dit antwoord. Inderdaad dacht en zei men dat: Jezus ,, was, in de op vat­ting der mensen, de zoon van Jozef” (Luc. 3,23). Het antwoord van Jezus in de tempel moest niettemin in de geest van de voedsterva­der weer oproepen wat hij twaalfjaar eerder in een nacht gehoord had: ,, Jozef (...) wees niet bevreesd Maria, uw vrouw tot u te nemen; het kind in haar schoot is van de heilige Geest”. Reeds van toen af wist hij dat hij hoeder was van het mysterie van God; de twaalfjarige Jezus riep precies dit mysterie op: ,, 1k moet in het huis van mijn Vader zijn

   

HET ONDERHOUD EN DE OPVOEDING VAN JEZUS IN

NAZARET.

 

Het toenemen van Jezus in ,,]aren, wijsheid en welgevallig­heid” (Luc. 2,52) geschiedde in het milieu van de heilige Fa­milie onder de ogen van Jozef, die de verheven taak had Jezus groot te brengen, ofwel te voeden, te kleden en te onderrichten in de Wet en in een ambacht, overeenkomstig de aan de vader toegewezen plichten.

In het eucharistisch offer eert de kerk vooral de gedachtenis van de roemrijke Maagd Maria, maar ook die van de heilige Jozef, omdat ,, hij Hem gevoed heeft die de gelovigen zouden nuttigen als Brood van eeuwig leven”.

Van zijn kant was Jezus ,,aan hen onderdanig” (Luc. 2,51) en beantwoordde Hij de zorg van zijn ouders met eerbied voor hen. Zo wilde Hij de plichten van het gezin en van het werk, dat Hij aan de zijde van Jozef verrichtte, heiligen.

 

Lees verder in hfst.-3

 

hfst. 1  inleiding  hfst. 3