Voorwoord.

Aan de bisschoppen.

Aan de priesters en diaken.

Aan de religieuzen.

Aan alle gelovigen.

 

Geroepen om de hoeder van de Verlosser te zijn “deed Jozef zoals de engel van de Heer hem bevolen had en nam zijn vrouw tot zich”( Mat. 1.24)

Vanaf de eerste eeuwen hebben de kerkvaders, geďnspireerd door het evangelie, benadrukt dat Jozef op dezelfde wijze waarop hij vol liefde voor Maria zorgde en zich vol ijver en vreugde wijdde aan de opvoeding van Jezus Christus, diens mystieke lichaam hoedt en beschermt, de kerk, waarvan de heilige Maagd het prototype en voorbeeld is.

Honderd jaar na de publicatie van de encycliek Quamquam pluries van paus LeoXII wil ik in navolging van de eeuwenlange verering van de heilige Jozef aan u , dierbare broeders en zusters enige gedachten tot overweging aanbieden over hem aan wie God “de zorg voor zijn meest kostbare schatten heeft toevertrouwd”.

Ik vervul deze pastorale plicht met blijdschap, opdat allen de devotie tot de patroon van de universele kerk en de liefde tot de Verlosser, die hij op voorbeeldige wijze heeft gediend, mag toenemen.

Zo zal heel het christenvolk niet alleen vuriger zij toevlucht nemen tot St. Jozef en met vertrouwen zijn bescherming inroepen, maar altijd zijn nederige , rijpe wijze van dienen en van deelnemen aan het heilsbestel voor ogen houden.

Ik denk namelijk dat ik de kerk, die met heel de mensheid op weg is naar de toekomst, door opnieuw de deelname van de bruidegom van Maria daaraan te overwegen, steeds weer in staat zal zijn haar eigen identiteit te vinden in het kader van het verlossingsplan, dat zijn grondslag heeft in het mysterie van de menswording.

Jozef van Nazareth heeft juist in dit mysterie een aandeel gehad als geen ander mens, met uitzondering van Maria, de moeder van het mensgeworden Woord.  Hij nam er deel aan samen met haar met wie hij betrokken was in de werkelijkheid van hetzelfde heilsgebeuren; hij was hoeder van dezelfde liefde door de kracht waarvan de eeuwige Vader “ons voorbestemd heeft zijn kinderen te worden door Jezus Christus”(Ef. 1.5).

 

Lees verder in hfst.-1

 

inleiding  hfst. 1