Hoofdstuk 1: Het kader van het evangelie.

Het huwelijk met Maria.

“Jozef, zoon van David, wees niet bevreesd Maria, uw vrouw tot u te nemen: het kind in haar schoot is van de heilige Geest.  Zij zal een zoon ter wereld brengen die gij Jezus moet noemen, want Hij zal zijn volk redden uit hun zonden”(Mat. 1.20-21).  In deze woorden ligt de kern van de bijbelse waarheid over de heilige Jozef opgesloten, het ogenblik van zijn leven waarnaar de kerkvaders speciaal verwijzen.

De evangelist Matteus legt de betekenis van dit ogenblik uit en geeft ook aan hoe Jozef het beleefd heeft.  Maar om de inhoud en de context ervan volledig te begrijpen  is het belangrijk de parallelle tekst van het evangelie van Lucas voor ogen te houden.

Het vers van Matteus zegt over de zwangerschap van Maria: “De geboorte van Jezus Christus vond plaats op deze wijze. Toen zijn moeder verloofd was met Jozef, bleek zij, voordat zij gingen samenwonen zwanger van de heilige Geest”(Mat. 1.18)  van de oorsprong van deze zwangerschap van Maria “van de heilige Geest” vindt men een meer uitgebreide en expliciete verklaring in het vers dat wij in Lucas lezen over de aankondiging van de geboorte e van Jezus: “De engel Gabriel werd van Godswege gezonden naar de stad in Galilea, Nazareth, tot een maagd die verloofd was met een man die Jozef heette, uit het huis van David; de naam van de maagd was Maria”(Luc. 1.26-27).

De woorden van de engel: “Verheug u, begenadigde, de Heer is met u”(Luc. 1.28) brachten Maria innerlijk in verwarring en stemden haar ook tot nadenken.  Dan stelt de bode de maagd gerust en openbaart haar tegelijk het bijzondere plan van God met haar: “Vrees niet Maria, want gij hebt genade gevonden bij God.  Zie, gij zult zwanger worden en een zoon ter wereld brengen, die gij de naam Jezus Christus moet geven.  Hij zal groot zijn en Zoon van de Allerhoogste worden.  God de Heer zal Hem de troon van zijn vader David schenken” (Luc. 1.30-32).

Kort daarvoor had de evangelist verklaard dat Maria op het ogenblik van de boodschap “verloofd was met een man die Jozef heette, uit het huis van David”.  De aard van dit huwelijk wordt indirect uitgelegd als Maria, na gehoord te hebben wat de bode zei over de geboorte van de zoon, vraagt: “Hoe zal dit geschieden, daar ik geen gemeenschap heb met een man?” (Luc. 1.34)

Dan krijgt zij dit antwoord: “De heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen: daarom ook zal wat ter wereld wordt gebracht heilig genoemd worden, Zoon van God”(Luc. 1.35).  Hoewel Maria reeds gehuwd is met Jozef, zal zij toch  maagd blijven, omdat het kind dat zij ontvangen had bij de aankondiging, ontvangen was van de heilige Geest.

Op dit punt stemt de tekst van Lucas overeen met de tekst van Mat. 1.18 en helpt hij verklaren wat wij daarin lezen.  Toen Maria na het huwelijk met Jozef “zwanger bleek van de heilige Geest”, was dit feit in overeenstemming met heel de inhoud van de aankondiging en in het bijzonder met de laatste woorden van Maria: “Mij geschiede naar uw woord”(Luc. 1.38).

Maria beantwoordt aan het duidelijke plan van God en in de loop van de dagen en weken blijkt voor de mensen en voor Jozef dat zij zwanger is, degene is die moet baren en in zich het mysterie van het moederschap draagt.

 

“Omdat Jozef, haar man, rechtschapen was en haar niet in opspraak wilde brengen, dacht hij er over in stilte van haar te scheiden”(Mat. 1.19) in die omstandigheden.  Hij wist niet welke houding hij moest aannemen en tegenover het wonderlijke moederschap van Maria.  Hij zocht zeker naar een antwoord op de verontrustende vraag, maar vooral naar een uitweg uit die voor hem moeilijke situatie.

“Terwijl hij dit” dus “overwoog , verscheen hem in een droom een engel van de Heer die tot hem sprak: Jozef, zoon van David, wees niet bevreesd Maria, uw vrouw, tot u te nemen: het kind in haar schoot is van de heilige Geest.  Zij zal een zoon ter wereld brengen, die gij Jezus moet noemen, want Hij zal zijn volk redden uit hun zonden”(Mat. 1.20-21)

er bestaat een nauwe overeenkomst tussen de boodschap in de tekst van Matteus en die in de tekst van Lucas.  De goddelijke bode voert Jozef binnen in het mysterie van het moederschap van Maria.  Zij die volgens de wet zijn vrouw is, al blijft zij maagd, is uit de kracht van de heilige Geest moeder geworden.  En als de zoon die Maria in haar schoot draagt, ter wereld zal komen, zal Hij de naam Jezus moeten krijgen. 

Dit was een naam die bekend was bij de Israëlieten en soms aan de zonen werd gegeven.  In dit geval gaat het echter om de Zoon die –volgens de Goddelijke belofte - ten volle de betekenis van deze naam zal verwerkelijken: Jezus – Jehozua, wat betekent : God redt.

De bode richt zich tot Jozef als de man van Maria, tot hem die te zijner tijd aan de zoon die geboren zal worden uit zijn vrouw, de maagd van Nazareth, die naam zal moeten geven.  Hij richt zich dus tot Jozef en vertrouwt hem de taak toe van een aardse vader ten opzichte van de zoon van Maria.

“Ontwaakt uit de slaap deed Jozef zoals de engel hem bevolen had en nam zijn vrouw tot zich”(Mat. 1.24).  Hij nam haar tot zich met heel het mysterie van haar moederschap, met de zoon die ter wereld zou komen door de heilige Geest: op die wijze toonde hij een bereidwilligheid met betrekking tot wat God hem door zijn bode vroeg, die vergelijkbaar was met de bereidwilligheid van Maria.

 

Lees verder in hfst.-2

 

voorwoord  inleiding  hfst. 2