HOOFDSTUK 6: PATROON VAN DE KERK VAN ONZE TIJD.

 

Pius IX, die de kerk in voor haar moeilijke tijden heeft wil­len toevertrouwen aan de bijzondere bescherming van de heilige patriarch Jozef, heeft hem tot patroon van de katholieke kerk uitge­roepen. De paus wist dat hij geen gezocht gebaar maakte, want vanwege de verheven waardigheid die God verleend heeft aan deze zeer trouwe dienaar, ,, heeft de kerk de heilige Jozef, na de heilige Maagd, zijn bruid, altijd hoog in ere gehouden en overladen met lof en heeft zij/ bij voorkeur tot hem haar toevlucht genomen in de benauwenissen”.

Wat zijn de motieven voor zoveel vertrouwen? Leo XII! zet het als volgt uiteen: ,,De redenen waarom de heilige Jozef a/s de bij­zondere patroon van de kerk beschouwd moet worden en de kerk op haar beurt veel moet verhopen van zijn bescherming en begunsti­ging, vloeien voornamelijk voort uit het feit dot hij de man van Ma­ria en de voedstervader van Jezus was (...). Jozef was in zijn ti]d de werkelijke en natuurlijke hoeder, het hoofd en de beschermer van de goddelijke Familie (...). De heilige Jozef verdient dus en is in de hoogste mate woord dot hij op de wijze waarop hij eens in alle om­standigheden op deugdzame wijze het gezin van Nazareth placht te beschermen, nu met zijn hemelse bescherming de Kerk van Chris­tus beschut en verdedigt”.

 

Deze bescherming moet nog steeds ingeroepen worden en is altijd nog noodzakelijk voor de kerk, niet alleen om haar te verde­digen tegen de gevaren die oprijzen maar ook en vooral om haar te steunen in haar vernieuwde inzet voor de evangelisatie in de wereld en voor de nieuwe evangelisatie in die ,,landen en noties waan de godsdienst en het christelijke leven eens zeer boeiend waren” en die ,,nu waarop de proef gesteld worden” zoals ik geschreven heb in de apostolische exhortatie Christifideles laici.

Om de boodschap van Christus voor het eerst te verkondigen of opnieuw te brengen waar zij verwaarloosd of vergeten wordt heeft de kerk een bijzondere ,,kracht uit den hoge” ( Luc; 24,49; Hand. 1,8) nodig, die zeker een gave van de Geest van de Heer is, maar niet los staat van de voorspraak en het voorbeeld van zijn hei­ligen

 

De kerk vertrouwt niet alleen op de zekere bescherming van Jozef, maar ook op zijn voortreffelijk voorbeeld dat de afzonderlij­ke levensstaten overstijgt en voorbehouden wordt aan heel de christengemeenschap, welke ook de conditie en de taken van iede­re gelovige daarin zijn.

Zoals gezegd is de constitutie van bet Tweede Vaticaans Conci­lie over de goddelijke openbaring, moet de fundamentele houding van de gehele kerk een houding zijn van ,,het beluisteren van het woord van God met heilige eerbied”, ofwel van de absolute bereidheid om trouw de in Jezus geopenbaarde heilswil van God te dienen. Reeds aan het begin van de menselijke verlossing vinden wij het model van de gehoorzaamheid na Maria juist in Jozef beli­chaamd die zich onderscheidt door de trouwe uitvoering van Gods geboden.

Paulus VI heeft uitgenodigd de bescherming van de heilige Jozef in te roepen ,,zoals de kerk in de laatste ti]d pleegt te doen, uiter­aard vooral in verband met een spontane theologische reflectie over de samenhang tussen goddelijk en menselijk handelen in het grote bestel van de verlossing. Het eerste, het goddelijk handelen, is daarin op zich geheel toereikend, moor het tweede, het menselijk handelen, ons handelen, is nooit vrijgesteld van een nederige, moor voorwaardelijke en veredelende medewerking, ofschoon het op zich niets vermag ( Joh. 15,5). De kerk roept hem bovendien aan a/s beschermer van wege een diep en zeer actueel verlangen om haar aardse bestaan te tooien met de echte evangelische deugden, waarin sint Jozef uitblonk”.

 

De kerk zet deze behoeften om in gebed. Indachtig dat God aan de heilige Jozef de taak heeft toevertrouwd om als trouwe die­naar te waken over het begin van het heilswerk, vraagt zij Hem haar te verlenen dat zij trouw meewerkt aan het heilswerk, dat zij dezelf­de trouw en zuiverheid van hart bezit waardoor Jozef gedreven werd bij het dienen van het mensgeworden Woord, en dat zij altijd voor zijn aanschijn voortgaat op de weg van gerechtigheid en hei­ligheid naar het voorbeeld en op voorspraak van de heilige Jozef.

Reeds honderd jaar geleden spoorde paus Leo XIII de katholieke wereld aan te bidden om de bescherming te verkrijgen van de heili­ge Jozef, patroon van de gehele kerk. De encycliek Quamquam plu­ries deed een beroep op de ,, vaderlijke liefde” die Jozef ,, het kind Jezus toedroeg” en beval hem, ,, zorgzame hoeder van de goddelij­ke Familie“, ,, de kostbare erfenis “aan, ,,die Jezus Christus met zijn bloed heeft verworven.  Sindsdien roept de kerk de bescherming van sint Jozef in, zoals ik in het begin heb opgemerkt, ,, omwille van de heilige liefdes­band, woordoor hij nauw verenigd was met de onbevlekte Maagd en Moeder van God”, en beveelt zij hem al haar zorgen aan, ook vanwege de dreigingen die boven de mensenfamilie hangen. Ook nu nog hebben wij talrijke redenen om op dezelfde wijze te bidden:

,,Verwijder van ons, o allerbeminnelijkste vader, deze plaag van dwaling en bederf (...) Sta ons van uit de hemel goedgunstig bi] in deze strijd tegen de machten van de duisternis (...). En zoals gij eens het bedreigde leven van het kind Jezus van de dood gered hebt, verdedig zo na de heilige kerk van God tegen vijandelijke hinderla­gen en al/c tegenspoed”. Ook nu nog hebben wij voortdurend redenen om alle mensen aan te bevelen aan de heilige Jozef.

 

Ik hoop vurig dat deze herinnering aan de persoon van Jozef ook in ons mag vernieuwen wat benadrukt wordt in het gebed dat mijn voorganger een eeuw geleden aanbevolen heeft tot hem te richten. Want het is zeker dat dit gebed en de figuur zelf van Jozef nieuwe actualiteit krijgen voor de kerk in onze tijd, in verband met het nieuwe christelijke millennium.

Het Tweede Vaticaans Concilie heeft allen weer gevoelig ge­maakt voor Gods grote daden, voor het heilsbestel, waarvan Jozef de bijzondere dienaar was. Door ons dus aan te bevelen aan de be­scherming van hem aan wie God zelf ,, de hoede van zijn kostbaar­ste en grootste schatten heeft toevertrouwd”, leren wij tegelijk van hem het heilsbestel te dienen.

Moge de heilige Jozef voor allen een uitzonderlijke meester wor­den in het dienen van de heilszending van Christus, wat in de kerk een taak is voor ieder en voor allen: voor echtparen en voor ouders, voor hen die leven van het werk van hun handen of welk ander werk ook, voor degenen die tot het contemplatieve leven geroepen zijn zowel als voor hem die tot het apostolaat geroepen zijn.

De rechtschapen man, die in zich heel de erfenis van het Oude Verbond droeg, is ook binnengeleid in het begin van het nieuwe en eeuwige Verbond in Jezus Christus. Moge hij ons de wegen van dit verbond van het heil wijzen op de drempel van het volgende millennium, waarin de volheid van de tijd, die bij het onuitsprekelijke mysterie van de menswording van het Woord hoort, moet voortdu­ren en zich verder ontwikkelen.Moge sint Jozef voor de kerk en voor de wereld en ook voor ieder van ons de zegen van de Vader, de Zoon en de heilige Geest verkrijgen.

 

Gegeven te Rome, bij sint Petrus, op 15 augustus, hoogfeest van Maria Tenhemelopneming, van het jaar 1989, het elfde van mijn pontificaat.

   

JOANNES PAULUS PP.II

 

 

hfst. 5  inleiding