HOOFDSTUK 5: HET PRIMAAT VAN HET INNERLIJK LEVEN.

 

Gok over het werk van de timmerman in het huis van Naza­reth ligt dezelfde sfeer van stilzwijgen waarmee alles gepaard gaat wat op de figuur van Jozef betrekking heeft. Het is echter een stil­zwijgen dat op bijzondere wijze de innerlijke werkelijkheid van deze figuur openbaart.

De evangelies spreken allen over wat Jozef ,,deed”; toch stellen zij in staat in zijn doen, dat met stilzwijgen omgeven is, een sfeer van diepe contemplatie te ontdekken. Jozef stond dagelijks in con­tact met het mysterie ,,dat van eeuwigheid verborgen was en was komen won en” onder het dak van zijn huis.Dit verklaart bij voorbeeld dat de heilige Teresia van Jezus, de grote hervormster van de contemplatieve Karmel, een ijveraarster werd voor de vernieuwing van de verering van sint Jozef in de wes­terse christenheid.

 

De passende grond voor het volledige offer dat Jozef van heel zijn leven gemaakt heeft terwille van de aanspraken van de komst van de Messias in zijn eigen huis, vindt men ,, in zijn onpeilbaar in­nerlijk leven, waaruit voor hem zeer uitzonderlijke opdrachten en vertroostingen voortkomen en de logica voortvloeit en de kracht, die eigen is aan eenvoudige en zuivere zielen, voor grote beslissing, zoals die om onmiddellijk zijn vrijheid, zijn wettelijke men­selijke roeping, zijn echtelijke geluk ter beschikking te stellen van de goddelijke plannen en de staat, de verantwoordelijkheid en de last van het gezin te aanvaarden en afstond te doen van de natuur­lijke echtelijke liefde ten behoeve van een onvergetelijke maar godde­lijke liefde, die het innerlijke leven fundeert en voedt”.

De onderwerping aan God, welke de promptheid van de wil is in de toewijding aan de zaken welke zijn dienst betreffen, is niets an­ders dan de beoefening van de godsvrucht, die een van de uitingen van de deugd van godsdienst vormt.

 

De levensgemeenschap van Jozef en Jezus voert ons nog tot de overweging van het mysterie van de menswording juist onder het opzicht van de mensheid van Jezus, welke het doeltreffende werktuig van God is voor de heiliging van de mensen: ,,De mense­lijke daden van Christus waren uit kracht van zijn godheid heil­zaam voor ons en oorzaak van genode in ons, zowel om reden van de verdienste als door en zekere doeltreffendheid”.

Onder deze daden geven de evangelisten bijzondere betekenis aan de daden die het paasmysterie betreffen, maar zij laten niet na de betekenis te benadrukken van het fysieke contact met Jezus met het oog op genezing ( bij voorbeeld Mar. 1,41) en de invloed die Hij uitgeoefend heeft op Johannes de Doper toen beide nog in de moederschoot waren ( Luc. 1,41-44).

Zoals men heeft gezien, heeft het apostolische getuigenis de ver­halen over de geboorte van Jezus, de besnijdenis, de opdracht in de tempel, de vlucht naar Egypte en het verborgen leven in Nazareth niet veronachtzaamd, vanwege het mysterie der genade dat vervat is in die handelingen, die alle heilshandelingen zijn, omdat zij de­len in dezelfde bron van liefde: de godheid van Christus.

Als deze liefde door middel van de mensheid van Christus uit­straalde over alle mensen, profiteerden daarvan zeker op de eerste plaats degenen die de goddelijke wil geplaatst had in de meest ver­trouwelijke relatie met Hem: Maria, zijn moeder, en Jozef, zijn voedstervader.

Hoe zou men kunnen doordringen in de diepte van de geheel uit­zonderlijke relatie tussen Jozef en Jezus, daar de vaderlijke liefde van Jozef wel invloed moest uitoefenen op de kinderlijke liefde van Jezus en omgekeerd de kinderlijke liefde van Jezus wel invloed moest uitoefenen op de vaderlijke liefde van Jozef?

De zielen die het meest gevoelig zijn voor de aandrang van de goddelijke liefde, zien terecht in Jozef een lichtend voorbeeld voor het innerlijk leven. In hem wordt bovendien op ideale wijze de schijnbare spanning overwonnen tussen het actieve en contempla­tieve leven, wat mogelijk is voor wie de volmaakte liefde bezit.

Het bekende onderscheid volgend tussen de liefde voor de waar­heid (caritas veritas) en de eisen van de liefde (necessitas caritas), kan men zeggen dat Jozef zowel de liefde voor de waarheid heeft gekend, de zuivere liefde dus voor de beschouwing van de goddelijke Waarheid die afstraalde van de mensheid van Christus, als de eisen van de liefde, de eveneens zuivere liefde dus van de dienst die vereist werd door de bescherming en de ontwikkeling van die mensheid.

 

Lees verder in hfst.-6

 

hfst. 4  inleiding  hfst. 6